-
1 afbijten
1 [met de tanden afsnijden] bite off3 [door bijten van zich afhouden] drive off with one's teeth/fangs♦voorbeelden: -
2 bijten
1 [de tanden in iets zetten] bite♦voorbeelden:van zich af bijten • give as good as one gets, stick up for oneselfpeper bijt op de tong • pepper burns the tongue1 [de tanden zetten in] bite♦voorbeelden:1 [door bijten in een toestand brengen] bite♦voorbeelden: -
3 van zich af bijten
van zich af bijtengive as good as one gets, stick up for oneselfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van zich af bijten
-
4 van zich afbijten
van zich afbijtenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van zich afbijten
-
5 houden
1 [behouden] keep2 [vast-, tegenhouden] hold3 [niet laten vallen] hold4 [tot zijn gebruik, genoegen in huis hebben; ook met betrekking tot personeel] keep5 [niet opgeven, niet verlaten] hold, keep7 [in een (toe)stand laten blijven] keep11 [+ voor] [achten] take to be ⇒ consider to be/as♦voorbeelden:1 zijn geur/kleur/smaak houden • keep its aroma/colour/tasteje mag het houden • you can keep/have itiets voor zichzelf houden • keep something for oneselfhij was niet te houden • there was no stopping himer was geen houden meer aan • it could no longer be stopped4 kippen/duiven houden • keep hens/pigeonsvreemde ideeën/gewoonten erop na houden • have funny ideas/habitswat voor politieke ideeën houdt hij erop na? • what are his political ideas?rechts houden • keep (to the) rightde blik op iets gericht houden • keep looking at somethinglaten we het gezellig houden • let's keep it/things niceik zal het kort houden • I'll keep it shortde prijzen laag houden • keep prices down/lowlaten we het netjes houden • let's keep it cleaniemand eronder houden • keep someone downhij kan er niets in houden • he can't keep anything downiemand aan het werk/aan de praat houden • keep someone busy/talkingergens een lucifer bij houden • put a match to somethinghij kon er zijn gedachten niet bij houden • he couldn't keep his mind on itiets tegen het licht houden • hold something up to the lightiemand tegen zich aan houden • clasp someone to oneselfiemand van zijn werk houden • keep someone from his/her workhou je commentaar maar vóór je • keep your remarks to yourselftwee mensen/zaken niet uit elkaar kunnen houden • not be able to tell two people/things apartik kon hun namen niet uit elkaar houden • I kept getting their names mixed uporde houden • keep order9 een lezing houden • give/deliver a lectureuitverkoop houden • hold/have a sale10 (een) café/winkel houden • keep/run a café/shopiets voor gezien houden • leave it at that, call it a dayiemand voor zijn broer houden • mistake someone for his brotherwaar hou je me voor? • what do you take me for?ik hou het niet meer • I can't take/stand it any moreik hou(d) het erop dat hij onschuldig is • I consider him (to be) innocenthet bij frisdrank houden • stick to soft drinkshet met iemand houden • 〈 onder één hoedje spelen〉 be in with someone; 〈 met betrekking tot seksuele relatie〉 be carrying on with someonewe houden het op de 15e • let's make it the 15th, thenik hou het op Ajax • I'm backing Ajax1 [+ van] [liefhebben] love4 [het niet begeven] hold♦voorbeelden:veel van iemand houden • love someone a lot/very muchvan iemand gaan houden • fall in love with someone2 niet van dansen/cognac houden • not like dancing/cognachij houdt wel van een grapje • he likes a bit of jokezij houdt niet van dat soort grapjes • she doesn't like those kinds of jokeshij houdt niet zo van feestjes/toespraken • he's not (much of a) one for parties/speechesik hou meer van bier dan van wijn • I prefer beer to winedie knoop houdt niet • that knot won't holdde verf houdt niet • the paint won't stick/is peelingIII 〈wederkerend werkwoord; zich houden〉1 [+ aan] [niet afwijken van] keep to 〈 regels, dieet, verdrag, termijn, programma, afspraak〉; adhere to 〈 overeenkomst, instructies〉; abide by 〈 beslissing, vonnis〉; comply with, observe 〈 regels, voorwaarden, regel van de wet〉2 [blijven] keep3 [schijn aannemen] pretend to be♦voorbeelden:2 zich goed houden • 〈 niet lachen〉 keep a straight face; 〈 zich niet door emoties laten overmannen〉 bear up wellhij kon zich niet goed houden • he couldn't help laughing/cryingik zou me er maar buiten houden • I'd keep out of it (if I were you)hou je erbuiten! • (you) keep out of it!3 zich dom/slapend houden • pretend to be deaf/asleep¶ hij wist niet hoe hij zich moest houden • he didn't know what to do/how to behave -
6 opkomen
5 [in zwang komen] spring/come up8 [zich verzetten tegen] fight/stand up (against)♦voorbeelden:1 de vloed komt op • the tide is rising/is coming iner is nog niets opgekomen • nothing has come up yeteen gevoel van onbehagen kwam langzaam maar zeker bij hem op • an uneasy feeling gradually came over himhet komt niet bij hem op • it doesn't occur to himzo iets zou nooit bij hem opkomen • he would never think of doing such a thingdat kwam pas later bij mij op • it only occurred to me laterhet eerste wat bij je opkomt • the first thing that comes into your mindals vanzelf opkomen • suggest itself/themselvesik voel een verkoudheid opkomen/de koorts opkomen • I can feel a cold/the fever coming oneventuele vragen, die opkomen bij het lezen van de tekst • any questions occurring while reading the textuit het niets opkomen • come out of nowhereopkomen uit • emerge from/out ofveel kiezers waren niet opgekomen • a great many voters had failed to appearer waren slechts vijf leden opgekomen • only five members had turned/showed upalle reservisten moeten opkomen • all reservists must reportde trap opkomen • come up the stairsin grote getale opkomen • turn out in large numbersze konden niet tegen de wind opkomen • they could not make headway against the windsteeds voor elkaar opkomen • stick together11 het eten zal best opkomen, die paar aardappels komen nog wel op • we'll be able to get through the food, those few potatoes will find their waykom op, we gaan • come on, let's gokom maar op als je durft! • come on if you dare! -
7 opkomen voor
v. defend, defend oneself, assert, stick up for, champion -
8 paard
1 [dier] horse2 [sport] [gymnastiektoestel] (vaulting) horse4 [schaakstuk] knight♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 het paard van Troje/het Trojaanse paard binnenhalen • bring/drag in the Trojan Horse〈 figuurlijk〉 een blind paard kan er geen schade doen • there was hardly a stick of furniture in the roomeen paard inspannen • hitch a horse to a carthet paard achter de wagen spannen • 〈 iets verkeerd aanpakken〉 make things difficult for oneself; 〈 onlogisch denken〉 put the cart before the horsemet paarden bespannen • horse-drawnmet een paard over een hindernis springen • jump a horse over a hurdleop zijn paard springen • vault onto one's horse〈 figuurlijk〉 op twee paarden wedden • hedge/cover one's bets〈 figuurlijk〉 je moet niet te veel op één paard wedden/alles op één paard zetten • don't put all your eggs in one basketover het paard getild zijn • be swollen-headedhoog te paard zitten • 〈 figuurlijk〉 be/get on one's high horsete paard zitten • be on a horsebackte paard stijgen • mountte paard! • to horse!politie te paard • mounted policehonger hebben als een paard • feel one could eat a horse〈 spreekwoord〉 men moet een gegeven paard niet in de bek zien • never look a gift horse in the mouth -
9 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
10 bij
bij1〈de〉————————bij21 [bij kennis] conscious2 [gelijk] up-to-date3 [van alles op de hoogte] up-to-date♦voorbeelden:2 de leerling is weer/nog niet bij met de lessen • the pupil has now caught up/is still behind in his lessonsbij zijn met betalen • be up-to-date with paymentsgoed bij zijn in een vak • be well up on a subjectII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ om en bij • more or less, about————————bij3〈 voorzetsel〉1 [in de nabijheid van] near (to) ⇒ close (by/to)2 [met betrekking tot een raken aan/bereiken] at ⇒ to3 [met betrekking tot een niet verder gaan/een niet afwijken] to ⇒ with5 [met betrekking tot een aanwezigheid] at9 [voor, in tegenwoordigheid van] with ⇒ to10 [aan, met] by11 [gedurende, onder] by ⇒ at12 [gelijktijdig met] on ⇒ at13 [in geval van] in case of ⇒ if♦voorbeelden:bij het raam • close to/next to the windowbij het stadhuis • close to/near the town hallik woon hier vlak bij • I live nearby/close bybij zessen • almost six (o'clock)kan jij bij de hoogste plank? • can you reach the top shelf?er(gens) niet bij kunnen • 〈 figuurlijk〉 not understand/get somethingalles blijft bij het oude • everything stays the samehet er niet bij laten • not leave it at thatwe zullen het er maar bij laten • let's leave it at thater niet bij zijn • not be there/presenter(gens) gauw bij zijn • 〈 figuurlijk〉 respond quickly; 〈 met betrekking tot ziekte〉 catch (a disease) in time6 heb je iets bij de koffie? • do you have anything to go with the coffee?een kopje koffie is er tegenwoordig niet meer bij • you don't even get a cup of coffee these daysbij elkaar zijn het er 20 • there are 20 altogetherdat is bij de boeren zo de gewoonte • that is the custom with farmersbij de marine • in the navybij Vondel • in Vondelaltijd bij H. kopen • always shop at H'sgeen lucifers/geld bij zich hebben • have no matches/money on onebij hem kun je van alles verwachten • you can expect anything from himbij zichzelf (denken/zeggen) • (think/say) to oneselfiemand bij name kennen • know someone by namebij het ontbijt • at breakfastbij de derde poging • at the third attemptbij mooi weer • when/if the weather is nicebij een glas wijn iets bespreken • discuss something over a glass of wine13 bij ziekte/een sterfgeval • in case of illness/deathiets bij (de) wet bepalen • establish something by lawbij dezen • hereby16 wat is hij nu bij een dichter als Achterberg? • what is he in comparison to a poet like Achterberg?de kamer is 6 bij 5 • the room is 6 by 5¶ je bent er bij • gotcha!
См. также в других словарях:
stick — I n. 1) a hiking; hockey; pointed; walking stick 2) a celery stick 3) a composing stick ( device for typesetting ) 4) a swagger stick (carried by a military officer) 5) (misc.) to carry a big stick ( to threaten to use force to settle a dispute ) … Combinatory dictionary
stick — I. /stɪk / (say stik) noun 1. a branch or shoot of a tree or shrub cut or broken off. 2. a relatively long and slender piece of wood. 3. an elongated piece of wood for burning, for carpentry, or for any special purpose. 4. a rod or wand; a baton …
stick — 1. n. 1 a a short slender branch or length of wood broken or cut from a tree. b this trimmed for use as a support or weapon. 2 a thin rod or spike of wood etc. for a particular purpose (cocktail stick). 3 a an implement used to propel the ball in … Useful english dictionary
stick — stick1 noun 1》 a thin piece of wood that has fallen or been cut off a tree. ↘a stick used for support in walking or as a weapon. ↘(the sticks) informal goalposts or cricket stumps. ↘Nautical, archaic a mast or spar. 2》 (in hockey,… … English new terms dictionary
stick to — verb 1. stick to firmly (Freq. 4) Will this wallpaper adhere to the wall? • Syn: ↑adhere, ↑hold fast, ↑bond, ↑bind, ↑stick • Derivationally related forms: ↑ … Useful english dictionary
stick one's neck out — phrasal : to lay oneself open (as to attack, criticism, complaint, detection, punishment, reprisal) : run the risk of bringing down upon oneself a consequence detrimental to oneself (as by taking another s part, making a decision outside the… … Useful english dictionary
stick — I. noun Etymology: Middle English stik, from Old English sticca; akin to Old Norse stik stick, Old English stician to stick Date: before 12th century 1. a woody piece or part of a tree or shrub: as a. a usually dry or dead severed shoot, twig, or … New Collegiate Dictionary
Characters of The Order of the Stick — This is a list of characters from the webcomic The Order of the Stick (OOTS). It is a comedic webcomic that celebrates and satirizes tabletop role playing games and medieval fantasy through the ongoing tale of the eponymous fellowship of… … Wikipedia
pogo stick — noun plaything consisting of a pole with foot rests and a strong spring; propelled by jumping • Hypernyms: ↑plaything, ↑toy * * * ˈpōˌgō noun Etymology: from Pogo, a trademark : an upright pole with two foot rests and a strong spring at the… … Useful english dictionary
To cut stick — Cut Cut (k[u^]t), v. t. [imp. & p. p. {Cut}; p. pr. & vb. n. {Cutting}.] [OE. cutten, kitten, ketten; prob. of Celtic origin; cf. W. cwtau to shorten, curtail, dock, cwta bobtailed, cwt tail, skirt, Gael. cutaich to shorten, curtail, dock, cutach … The Collaborative International Dictionary of English
hold one's own — verb To demonstrate oneself to be capable; to provide a respectable performance or worthy competition; to stick up for oneself. At any rate, he was like John Bull in one respect: he was sturdy and square, and fit to hold his own with any man. Syn … Wiktionary